De in Indonesië geboren Bonifatius Agung Herindra ontving ons 10 oktober op de ambassade in Den Haag. Na een kopje koffie, of thee, begonnen met wat persoonlijke vragen, zodat we een goed beeld hadden van de person tegenover ons. B. A. Herindra heeft aan de universiteit van Indonesië een studie genoten over massacommunicatie. Niet verbazend dat hij nu de ambassadeur voor ‘Information and Socio Cultural Affairs’ is. Dat cultuur aspect zie je ook terug in zijn keuze om meer te leren over de Japanse, maar ook buitenlandse, cultuur. Hoewel hij ongetwijfeld bijbaantjes heeft gehad, is werken bij de ambassade altijd zijn droom geweest. Hij heeft zich altijd ingezet om bij de ambassade van Indonesië te werken. Meneer Herindra is getrouwd en heeft twee inmiddels volwassen kinderen, die studeren in Jakarta en Arnhem. Samen met zijn vrouw, met wie hij in Singapore is getrouwd, woont hij nu in Den Haag. Of The Hague zoals de niet-Nederlands sprekenden het noemen.
Al deze vragen zijn makkelijk te beantwoorden in een paar woorden, maar vragen zoals ‘wat is het leukst, en het minst leukst, aan het werken bij de ambassade’ leveren langere antwoorden op. Hoe de ambassadeur het werk op de ambassade omschreef is als volgt; het is een instantie die met mensen werkt. Niet alleen binnenlands, maar ook internationaal. Door samen te werken kun je op die manier tot oplossingen komen. En oplossingen leiden tot het oplossen van problemen. De mindere aspecten van bij de ambassade werken is dat familiesituaties soms uitdagend zijn. Het systeem werkt soms niet mee en ook taalbarrières maken het niet makkelijker. Dit zijn uitdagingen. Maar dat maakt het tegelijkertijd ook weer leuk, want als je die problemen kunt oplossen is het toch positief geweest.
Hierna barsten de vragen pas echt los. De vragen zijn onderaan de pagina terug te lezen. Als ik verwijs naar ‘hem’ of ‘hij’ bedoel ik hier B. A. Herindra mee.
Volgens B.A. Herindra zijn er twee soorten hulp die een land kan geven. Eén daarvan is op overheidsniveau. Dit wil zeggen dat de overheden elkaar helpen. Hij benadrukt dat het hierbij niet gaat om ‘aid’. Voor beide landen is er namelijk iets te halen, omdat tegenwoordig landen elkaar steunen door handel met elkaar te drijven. De handel tussen Indonesië en Nederland is beter dan voorheen, maar bied nog wel steeds ruimte voor uitbreiding. Dat je niet echt spreekt van ‘aid’, maar meer van ‘cooperation’ kun je ook terug zien aan het feit dat Indonesië, net als Nederland, lid van G20 is; een verband van landen die samen 90% van het wereldwijd bruto nationaal product produceren. Meer informatie over de G20 kunt u hier vinden.
De tweede manier is ‘from people to people’. Hierin benadrukt hij dat samenwerking een beter woord is dan hulp, omdat de landen eigenlijk redelijk gelijk aan elkaar zijn. Om de samenwerking te verbeteren nodigt Indonesië daarom investeerders en handelaars uit. Als er namelijk meer investeerders komen, zal het handelsvermogen omhoog gaan. Dit heeft als gevolg dat er meer welvaart zal komen, waar het land en de bevolking dan weer van profiteert. Goede voorbeelden van soortgelijke samenwerkingen zijn bijvoorbeeld de door Rutte gestuurde 100 CEO’s die naar Indonesië kwamen voor de handel, het watermanagement project waarbij Nederland betrokken is. Dit bevorderd de handel en de connectie tussen de landen allemaal.
“It has been a good thing” luidde het antwoord op de vraag of de ontwikkelings hulp/samenwerking een goed iets is geweest. Door de samenwerking is er nu op het gebied van onder andere defensie en economie een verbond en overdracht van kennis ontstaan. Doordat dit voor zowel Nederland als Indonesië voordelen heeft, hoopt de ambassadeur dat in de toekomst er nog veel meer kennisuitwisseling zal plaatsvinden.
Op de vraag of de hulp/samenwerking die Nederland Indonesië heeft gegeven goed was, kreeg ik een uitgebreid antwoord. Verschillende mensen kijken er verschillend tegenaan, maar B.A. Herindra is er in ieder geval positief over. Niet alleen op overheidsniveau maar ook op mensen-mensen niveau is er veel bereikt en veel te behalen. Die samenwerking zie je ook terug aan dat Indonesië Nederlandse studenten de mogelijkheid geeft om naar Indonesië te gaan voor een uitwisseling, film festival of foto tentoonstelling. Omgekeerd geldt precies hetzelfde; er zijn steeds meer Indonesische studenten die in Nederland studeren. Dit draagt allemaal bij aan de goede relatie die wij als landen met elkaar hebben. Dat het hier over jongeren gaat is natuurlijk een belangrijk feit, want jongeren zijn immers de toekomst. Hoewel hij optimistisch is, is hij ook realistisch. Op het gebied van medicatie, wetenschap, onderwijs en vele andere acpecten zijn er nog dingen die verbeterd kunnen worden, dat is nog niet helemaal perfect. Dit zijn verbeterpuntjes, maar daaruit blijkt dat er ook heel veel mogelijkheid in zit. Door de band die Nederlandse en Indonesische jongeren internationaal vormen door mode, voedsel, films en tv series wordt de band verstevigd.
Natuurlijk heeft samenwerking vooral voordelen, anders zou je er niet mee doorgaan. Die voordelen zie je bijvoorbeeld op de manier waarop mensen tegen dingen aankijken. Als je een goede band hebt met een ander land zul je positief denken over dat land. Als je kijkt naar de samenwerking tussen Nederland en Indonesië zie je dat handel erg belangrijk is. Via Rotterdam gaan Indonesische goederen door naar heel Europa. Met Nederland een goede relatie onderhouden is dus essentieel. Mede door hun grote afzetmarkt in Europa, is Indonesië één van de meest rijker wordende landen in Zuid Azië, met een gemiddelde groei van tot wel 6% per jaar. Dit is natuurlijk geweldig en geeft aan dat de relatie die Nederland met Indonesië heeft, zal gaan veranderen.
Natuurlijk zijn er ook nadelen aan het samenwerken, de dubbele grens is er daar een van. Indonesische producten moeten eerst over de Europese grens en daarna pas over de Nederlandse grens. Die hebben alle twee andere regelingen, vandaar dat het moeilijk is om aan alle eisen te voldoen. Goederen die naar Indonesië gaan hoeven maar één grens over, dat maakt het allemaal wat makkelijker. Wat ook een lastig probleem is dat niet elke inwoner van Indonesië naar Nederland kan vanwege de wachtrij, maar dat verhuizen naar Indonesië als Nederlander niet zo veel voeten in de aarde heeft.
Volgens Herindra zou het stopzetten van ontwikkelingssamenwerking dramatische gevolgen hebben. Bovendien is het in een globale wereldeconomie heel onverstandig alles zelf te willen doen. Iedereen is namelijk afhankelijk van elkaar. Zonder samenwerking kan een land gewoon weg niet functioneren, omdat geen een land helemaal zelfvoorzienend is, zeker niet als je de levensstandaard van veel mensen tegenwoordig bekijkt. We vinden het als Nederlanders heel normaal om rijst te eten, sambal door het eten te doen en kleding van goedkope katoen te dragen, maar dat was er allemaal niet toen we nog niet onderling met landen samen werkten. Daarbij, als je zo drastisch de samenwerking verbreekt, haakt niet alleen het desbetreffende land af, maar andere landen zullen volgen. Om maar een paar voorbeelden te geven, waar zou de wereld naartoe gaat als we niet doen aan ‘global thinking’? Denk aan dingen zoals de ISIS, ebola, aids, nucleaire wapens, drugs en internationale misdaad. Samenwerking tussen de landen is noodzakelijk, dat kan niet zomaar stopgezet worden.
De relatie tussen Indonesië en Nederland is ooit ontstaan om de Nederlanders rijker te maken. Tegenwoordig profiteren beide partijen van de relatie. Niet alleen op het handelsvlak, maar ook als je ziet dat een groot percentage Nederlanders Indonesië ooit zal bezoeken, in de Bijenkorf de 3e grootste gastengroep de Indonesiërs zijn, er 300 Indonesische studenten in Groningen zitten kun je je voorstellen dat het moeilijk is om die relatie te negeren. Misschien waren de motieven van Nederland niet ethisch correct, maar het heeft Nederland én Indonesië wel vel opgeleverd. De samenwerking wordt dus voor de goede redenen gegeven, want de relatie tussen Nederland en Indonesië is sterk verbeterd de afgelopen 400 jaar.
Meneer Herindra denkt dat de samenwerking eigenlijk nooit zal stoppen, maar dat het op een gegeven moment wel minder zou kunnen worden. Hierbij benadrukt hij dat Indonesië daar waarschijnlijk niet veel last van zal hebben, omdat de kansen voor Indonesië nu heel gunstig zijn. Hij denkt dat “de samenwerking zal floreren op het gebied van handel en investeerders.”
Dat de geschiedenis van grote invloed is geweest, kan ook meneer Herindra niet ontkennen. Daardoor zijn de Nederlanders al lang in het leven van de Indonesiërs, niet altijd op een goede manier. Door de geschiedenis die we samen delen, zijn we op emotioneel vlak niet ver weg. Als je kijkt naar de afstand in kilometers is er natuurlijk wel een grote belemmering. Door de oorlogen die Nederland heeft gevoerd met Indonesië is de associatie die indonesiers hebben van Nederlanders niet altijd positief. Dat is ook waarom Herindra graag wil focussen op de goede stappen die worden genomen op de universiteiten, in de wetenschappelijke wereld en in de Nederlands-Indonesische gemeenschappen.
Indonesië is niet het enige land waarmee Nederland samen werkt/hulp aan geeft. Zeker niet in volume, andere landen hebben nou eenmaal meer hulp nodig dan Indonesië. Door de lange geschiedenis met veel ups en downs, hebben Indonesië en Nederland een hechte band. Het vertrouwen wat je wederzijds kunt terugvinden is in lange tijd ontstaan en zal dus ook nog lang voortduren. Ondanks dat Indonesië en Nederland beide geen enorme landen zijn, hebben we dus toch een speciale band. We steunen elkaar in wat minder gaat en geven het andere land de kans van onze mogelijkheden te profiteren. Niet alleen de hoeveelheid, maar ook de verschillende aspecten van samenwerking en/of hulp spelen mee in het bepalen hoeveel er gegeven wordt.
Het is moeilijk om een antwoord te geven op de vraag of het beter geweest zou zijn als de VOC er nooit geweest was. Je weet niet wat er gebeurd zou zijn als de VOC niet had bestaan. Natuurlijk, de start van het contact had beter gekund, maar mensen kunnen daaromheen kijken. Moderne mensen zijn niet gevangen in hun ervaringen namelijk. Wat belangrijk is, is om te kijken naar de toekomst in plaats van het verleden. Wat is er nodig? Wat gaat er nodig zijn? Zijn er slimmere manieren? Als je met een open mind gaat nadenken over problemen komen er veel beteren oplossingen uit dan wanneer je alleen maar focussed op het verleden.
Om antwoord te geven op het hoofdvraag; het is onmogelijk om te stoppen. We zijn 20 jaar geleden naar samenwerking gegaan in plaats van hulp, maar ‘overleven’ zonder samen te werken kan niet meer. Wij, als land, vinden de samenwerking wel beter dan de hulp, omdat we zelfstandiger zijn. Maar nee, de samenwerking zal nooit verdwijnen.
Al deze vragen zijn makkelijk te beantwoorden in een paar woorden, maar vragen zoals ‘wat is het leukst, en het minst leukst, aan het werken bij de ambassade’ leveren langere antwoorden op. Hoe de ambassadeur het werk op de ambassade omschreef is als volgt; het is een instantie die met mensen werkt. Niet alleen binnenlands, maar ook internationaal. Door samen te werken kun je op die manier tot oplossingen komen. En oplossingen leiden tot het oplossen van problemen. De mindere aspecten van bij de ambassade werken is dat familiesituaties soms uitdagend zijn. Het systeem werkt soms niet mee en ook taalbarrières maken het niet makkelijker. Dit zijn uitdagingen. Maar dat maakt het tegelijkertijd ook weer leuk, want als je die problemen kunt oplossen is het toch positief geweest.
Hierna barsten de vragen pas echt los. De vragen zijn onderaan de pagina terug te lezen. Als ik verwijs naar ‘hem’ of ‘hij’ bedoel ik hier B. A. Herindra mee.
Volgens B.A. Herindra zijn er twee soorten hulp die een land kan geven. Eén daarvan is op overheidsniveau. Dit wil zeggen dat de overheden elkaar helpen. Hij benadrukt dat het hierbij niet gaat om ‘aid’. Voor beide landen is er namelijk iets te halen, omdat tegenwoordig landen elkaar steunen door handel met elkaar te drijven. De handel tussen Indonesië en Nederland is beter dan voorheen, maar bied nog wel steeds ruimte voor uitbreiding. Dat je niet echt spreekt van ‘aid’, maar meer van ‘cooperation’ kun je ook terug zien aan het feit dat Indonesië, net als Nederland, lid van G20 is; een verband van landen die samen 90% van het wereldwijd bruto nationaal product produceren. Meer informatie over de G20 kunt u hier vinden.
De tweede manier is ‘from people to people’. Hierin benadrukt hij dat samenwerking een beter woord is dan hulp, omdat de landen eigenlijk redelijk gelijk aan elkaar zijn. Om de samenwerking te verbeteren nodigt Indonesië daarom investeerders en handelaars uit. Als er namelijk meer investeerders komen, zal het handelsvermogen omhoog gaan. Dit heeft als gevolg dat er meer welvaart zal komen, waar het land en de bevolking dan weer van profiteert. Goede voorbeelden van soortgelijke samenwerkingen zijn bijvoorbeeld de door Rutte gestuurde 100 CEO’s die naar Indonesië kwamen voor de handel, het watermanagement project waarbij Nederland betrokken is. Dit bevorderd de handel en de connectie tussen de landen allemaal.
“It has been a good thing” luidde het antwoord op de vraag of de ontwikkelings hulp/samenwerking een goed iets is geweest. Door de samenwerking is er nu op het gebied van onder andere defensie en economie een verbond en overdracht van kennis ontstaan. Doordat dit voor zowel Nederland als Indonesië voordelen heeft, hoopt de ambassadeur dat in de toekomst er nog veel meer kennisuitwisseling zal plaatsvinden.
Op de vraag of de hulp/samenwerking die Nederland Indonesië heeft gegeven goed was, kreeg ik een uitgebreid antwoord. Verschillende mensen kijken er verschillend tegenaan, maar B.A. Herindra is er in ieder geval positief over. Niet alleen op overheidsniveau maar ook op mensen-mensen niveau is er veel bereikt en veel te behalen. Die samenwerking zie je ook terug aan dat Indonesië Nederlandse studenten de mogelijkheid geeft om naar Indonesië te gaan voor een uitwisseling, film festival of foto tentoonstelling. Omgekeerd geldt precies hetzelfde; er zijn steeds meer Indonesische studenten die in Nederland studeren. Dit draagt allemaal bij aan de goede relatie die wij als landen met elkaar hebben. Dat het hier over jongeren gaat is natuurlijk een belangrijk feit, want jongeren zijn immers de toekomst. Hoewel hij optimistisch is, is hij ook realistisch. Op het gebied van medicatie, wetenschap, onderwijs en vele andere acpecten zijn er nog dingen die verbeterd kunnen worden, dat is nog niet helemaal perfect. Dit zijn verbeterpuntjes, maar daaruit blijkt dat er ook heel veel mogelijkheid in zit. Door de band die Nederlandse en Indonesische jongeren internationaal vormen door mode, voedsel, films en tv series wordt de band verstevigd.
Natuurlijk heeft samenwerking vooral voordelen, anders zou je er niet mee doorgaan. Die voordelen zie je bijvoorbeeld op de manier waarop mensen tegen dingen aankijken. Als je een goede band hebt met een ander land zul je positief denken over dat land. Als je kijkt naar de samenwerking tussen Nederland en Indonesië zie je dat handel erg belangrijk is. Via Rotterdam gaan Indonesische goederen door naar heel Europa. Met Nederland een goede relatie onderhouden is dus essentieel. Mede door hun grote afzetmarkt in Europa, is Indonesië één van de meest rijker wordende landen in Zuid Azië, met een gemiddelde groei van tot wel 6% per jaar. Dit is natuurlijk geweldig en geeft aan dat de relatie die Nederland met Indonesië heeft, zal gaan veranderen.
Natuurlijk zijn er ook nadelen aan het samenwerken, de dubbele grens is er daar een van. Indonesische producten moeten eerst over de Europese grens en daarna pas over de Nederlandse grens. Die hebben alle twee andere regelingen, vandaar dat het moeilijk is om aan alle eisen te voldoen. Goederen die naar Indonesië gaan hoeven maar één grens over, dat maakt het allemaal wat makkelijker. Wat ook een lastig probleem is dat niet elke inwoner van Indonesië naar Nederland kan vanwege de wachtrij, maar dat verhuizen naar Indonesië als Nederlander niet zo veel voeten in de aarde heeft.
Volgens Herindra zou het stopzetten van ontwikkelingssamenwerking dramatische gevolgen hebben. Bovendien is het in een globale wereldeconomie heel onverstandig alles zelf te willen doen. Iedereen is namelijk afhankelijk van elkaar. Zonder samenwerking kan een land gewoon weg niet functioneren, omdat geen een land helemaal zelfvoorzienend is, zeker niet als je de levensstandaard van veel mensen tegenwoordig bekijkt. We vinden het als Nederlanders heel normaal om rijst te eten, sambal door het eten te doen en kleding van goedkope katoen te dragen, maar dat was er allemaal niet toen we nog niet onderling met landen samen werkten. Daarbij, als je zo drastisch de samenwerking verbreekt, haakt niet alleen het desbetreffende land af, maar andere landen zullen volgen. Om maar een paar voorbeelden te geven, waar zou de wereld naartoe gaat als we niet doen aan ‘global thinking’? Denk aan dingen zoals de ISIS, ebola, aids, nucleaire wapens, drugs en internationale misdaad. Samenwerking tussen de landen is noodzakelijk, dat kan niet zomaar stopgezet worden.
De relatie tussen Indonesië en Nederland is ooit ontstaan om de Nederlanders rijker te maken. Tegenwoordig profiteren beide partijen van de relatie. Niet alleen op het handelsvlak, maar ook als je ziet dat een groot percentage Nederlanders Indonesië ooit zal bezoeken, in de Bijenkorf de 3e grootste gastengroep de Indonesiërs zijn, er 300 Indonesische studenten in Groningen zitten kun je je voorstellen dat het moeilijk is om die relatie te negeren. Misschien waren de motieven van Nederland niet ethisch correct, maar het heeft Nederland én Indonesië wel vel opgeleverd. De samenwerking wordt dus voor de goede redenen gegeven, want de relatie tussen Nederland en Indonesië is sterk verbeterd de afgelopen 400 jaar.
Meneer Herindra denkt dat de samenwerking eigenlijk nooit zal stoppen, maar dat het op een gegeven moment wel minder zou kunnen worden. Hierbij benadrukt hij dat Indonesië daar waarschijnlijk niet veel last van zal hebben, omdat de kansen voor Indonesië nu heel gunstig zijn. Hij denkt dat “de samenwerking zal floreren op het gebied van handel en investeerders.”
Dat de geschiedenis van grote invloed is geweest, kan ook meneer Herindra niet ontkennen. Daardoor zijn de Nederlanders al lang in het leven van de Indonesiërs, niet altijd op een goede manier. Door de geschiedenis die we samen delen, zijn we op emotioneel vlak niet ver weg. Als je kijkt naar de afstand in kilometers is er natuurlijk wel een grote belemmering. Door de oorlogen die Nederland heeft gevoerd met Indonesië is de associatie die indonesiers hebben van Nederlanders niet altijd positief. Dat is ook waarom Herindra graag wil focussen op de goede stappen die worden genomen op de universiteiten, in de wetenschappelijke wereld en in de Nederlands-Indonesische gemeenschappen.
Indonesië is niet het enige land waarmee Nederland samen werkt/hulp aan geeft. Zeker niet in volume, andere landen hebben nou eenmaal meer hulp nodig dan Indonesië. Door de lange geschiedenis met veel ups en downs, hebben Indonesië en Nederland een hechte band. Het vertrouwen wat je wederzijds kunt terugvinden is in lange tijd ontstaan en zal dus ook nog lang voortduren. Ondanks dat Indonesië en Nederland beide geen enorme landen zijn, hebben we dus toch een speciale band. We steunen elkaar in wat minder gaat en geven het andere land de kans van onze mogelijkheden te profiteren. Niet alleen de hoeveelheid, maar ook de verschillende aspecten van samenwerking en/of hulp spelen mee in het bepalen hoeveel er gegeven wordt.
Het is moeilijk om een antwoord te geven op de vraag of het beter geweest zou zijn als de VOC er nooit geweest was. Je weet niet wat er gebeurd zou zijn als de VOC niet had bestaan. Natuurlijk, de start van het contact had beter gekund, maar mensen kunnen daaromheen kijken. Moderne mensen zijn niet gevangen in hun ervaringen namelijk. Wat belangrijk is, is om te kijken naar de toekomst in plaats van het verleden. Wat is er nodig? Wat gaat er nodig zijn? Zijn er slimmere manieren? Als je met een open mind gaat nadenken over problemen komen er veel beteren oplossingen uit dan wanneer je alleen maar focussed op het verleden.
Om antwoord te geven op het hoofdvraag; het is onmogelijk om te stoppen. We zijn 20 jaar geleden naar samenwerking gegaan in plaats van hulp, maar ‘overleven’ zonder samen te werken kan niet meer. Wij, als land, vinden de samenwerking wel beter dan de hulp, omdat we zelfstandiger zijn. Maar nee, de samenwerking zal nooit verdwijnen.
interview_ambassade_vragen.docx | |
File Size: | 16 kb |
File Type: | docx |